In Woumen mag men dezer dagen duizenden wintergasten verwelkomen.  Volgens Guido Vandenbroucke, conservator van het natuurgebied De Blankaart, verblijven niet alleen 30.000 kolganzen en 24.000 smienten in de IJzervallei, ook duizenden kieviten, goudplevieren en wintertalingen geven present, samen goed voor 80.000 wintergasten. Dit piekmoment valt toevallig samen met de 45ste verjaardag van de internationale Conventie van Ramsar.  Deze conventie zorgde ervoor dat de IJzervallei een internationaal beschermd statuut kreeg.

De meest opvallende vogel onder de overwinteraars is de kolgans, één van de “vriesganzen” die jaarlijks nabij de Blankaart overwintert.  Het grote aantal overwinterende ganzen in de IJzervallei is een verschijnsel van de jongste 30 jaar.  Uit notities van wijlen conservator Paul Houwen blijkt dat er in de jaren 1960 en 1970 nagenoeg geen overwinteraars in West-Vlaanderen waren.  Het aantal overwinterende kolganzen is vooral eind de jaren 90 sterk toegenomen tot een paar duizend.  In de periode 2000-2005  waren dat er al 10.000 en de voorbije winters waren dat er steevast boven de 20.000.  De kolganzen komen vanaf november om vanaf maart terug te vertrekken richting Noord-Rusland waar ze gaan broeden in de nattere gebieden van de toendra.  De toename heeft volgens Guido Vandenbroucke enerzijds te maken met de toename van de broedpopulaties van de ganzen in het hoge noorden en anderzijds met de beschermde status en de voedselbeschikbaarheid op de winterpleisterplaatsen in onze regio. Kolganzen zoeken niet alleen hun voedsel op hooi- en graslanden maar ook op akkers waar ze de oogstresten van aardappelen en suikerbieten eten.  Daarnaast worden ook wintertarwevelden bezocht.

De duizenden winterganzen die dagelijks hun buik moeten vullen, moeten door hun internationale bescherming gastvrijheid krijgen.  Vandaar dat waar schade wordt toegebracht aan landbouwgewassen die billijk vergoed wordt door het Agentschap voor Natuur en Bos.  Maar volgens de conservator van de Blankaart hoeft het bezoek van de ganzen niet altijd nefast te zijn voor veehouders.  Want als de wintergasten niet te vroeg arriveren en tijdig vertrekken vormen ze geen concurrentie voor grazend vee.  Daarenboven hebben de grazende ganzen een ander graaspatroon dan koeien.  En de grazende ganzen eten niet alleen dagelijks massa’s gras, ze zorgen met hun uitwerpselen ook voor een degelijke en natuurlijke bemesting van het weiland.
Anders is het gesteld wanneer winterganzen op zoek gaan naar voedsel op winterakkers.  Zo kan het afgrazen van ondermeer wintertarwe tot een minderopbrengst leiden, een minderopbrengst die evenwel vergoed wordt.

Bij elke winterse overstroming vindt men in de IJzer- en Handzamevallei ook zwanen : de knobbelzwaan, de wilde zwaan en de kleine zwaan.  Exemplaren van knobbelzwanen die ontsnapt zijn uit gevangenschap worden aangevuld met gasten uit noordere landen.
Van de kleine zwanen overwinteren er een 100-tal in de IJzervallei.  Deze trekken in het voorjaar naar de toendra in het noorden.  Momenteel staat wat water in de IJzerbroeken zodat men, mits wat zoeken, kleine zwanen kan aantreffen.  En voor wie wat tijd heeft en de winterkou wil trotseren heeft Guido Vandenbroucke nog een tip : ga bij valavond postvatten in de vogelkijktoren van de Blankaart (foto) of aan het kijkplatform langs de Vijfhuizenwegel.  Met wat geduld ziet men de slaaptrek van de grote en kleine zilverreiger, de bruine kiekendief en duizenden kolganzen die hun vaste slaapplek zoeken aan de Blankaartvijver. (DLD)