Vrijdagavond werd op de gelijkvloerse verdieping van het Museum aan de IJzer in de IJzertoren onder grote belangstelling de nieuwe tijdelijke tentoonstelling geopend: De IJzer, onze laatste hoop.  En ook al gebeurde dit naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de Slag aan de IJzer, toch gaat deze expo tot eind 1914.  Zo is er ook ruimschoots aandacht voor ondermeer de onderwaterzetting en de kerstbestanden met de overhandiging te Diksmuide van de monstrans.  Deze laatste is overigens ook aanwezig op de tentoonstelling.

De gevechten in en om Diksmuide zorgden in oktober 1914 voor een definitieve ommekeer tijdens de eerste wereldoorlog.  De bewegingsoorlog werd definitief gestuit, de vier jaar durende stellingenoorlog was begonnen.  De Slag aan de IJzer, of La Bataille de Dixmude zoals volgens Diksmuids burgemeester Lies Laridon de Fransen steevast deze slag omschrijven, was dan ook cruciaal voor het verder verloop van de eerste wereldoorlog.
Was in die periode voor de Belgische troepen na de val van Antwerpen de IJzer de laatste hoop, voor de Fransen en in het bijzonder voor hun Marinefuseliers was Diksmuide de stad die onder geen beding voortijdig mocht vallen, zoniet lag de weg naar Frankrijk voor de vijand open.  Voor de Duitsers tenslotte was ook de IJzer hun laatste hindernis naar de zee.  Voor alle aanwezige troepen was de IJzer dan ook van groot belang, hun laatste hoop.

Conservator van het Museum van de IJzer, Peter Verplancke, kon voor deze tentoonstelling over heel wat objecten beschikken.  Deze expo is dan ook uitzonderlijk goed gestoffeerd, met dank aan velen die hun collecties hiervoor ter beschikking stelden.  Zo is er dankbaar gebruik gemaakt van het collectiemateriaal van Philippe Oosterlinck en Frankie Van Rossem. Verder kon men ook gebruik maken van de collecties van zowel het Museum van de IJzer als van Diksmuide. Daarnaast kreeg men ook stukken over Generaal Jacques uit het museum van het 12de linie.  Ook van de Franse familie Gamas wiens grootvader deel uitmaakte van de Franse Marinefuseliers kreeg men souvenirs.  Die vele objecten lieten toe om situaties die zich tijdens het najaar van 1914 aan de IJzer hebben afgespeeld na te bouwen. Met levensechte grote diorama’s.  De IJzer, onze laatste hoop, geeft dan ook een mooi overzicht van wat zich 100 jaar terug in de Diksmuidse regio afspeelde.  Ze heeft aandacht voor alle strijdende partijen.
Voor Paul De Belder, algemeen voorzitter van het Museum aan de IJzer wordt de Slag aan de IJzer, niettegenstaande ze van cruciaal belang was voor het verder verloop van de eerste wereldoorlog al te vaak onderbelicht.  Hij hoopt dan ook dat deze tentoonstelling de aandacht geeft aan deze gebeurtenissen die ze verdient.

Opmerkelijke aanwezige op deze opening was de Duitse ambassadeur in België Ekhart Cuntz.  De vijanden van weleer zijn Europese vrienden geworden.  Het is voor hem dan ook belangrijk dat men zorgzaam omspringt met het Europees project.  Hij ziet dan ook de huidige herdenkingsperiode niet alleen als een blik op het verleden maar ook als een kijk op de toekomst.  Overigens heeft de ambassadeur nog een familiale band met Diksmuide want van de twee broers van zijn grootvader die sneuvelden tijdens de eerste wereldoorlog viel er een broer in Diksmuide.

De tentoonstelling “De IJzer, onze laatste hoop” loopt nog tot in 2018.  Voor Diksmuidelingen is ze gratis te bezoeken. (DLD)