In het Museum aan de IJzer lopen twee nieuwe tijdelijke tentoonstellingen op de vierde en vijfde verdieping van de 50-jarige IJzertoren.  De evolutie van de Belgische soldaat, van het kleurrijke leger in 1914 tot het gestructureerde geheel in 1918, is een vervolg op de expo “De IJzer, onze laatste hoop” die zelf nog te bezoeken is tot 11 november 2018.  Het toont de transformatie van het Belgisch leger tijdens de vier jaar durende loopgravenoorlog. Daarnaast zijn er op de vijfde verdieping een 20-tal tekeningen te zien van artillerie-verkenner Joseph Raskin die nauwkeurige tekeningen maakte van de Duitse stellingen rond Diksmuide.  Auteur Patrick Lagrou zocht deze plaatsen op in de frontstreek van vandaag en zorgt met foto’s voor dezelfde vergezichten, 100 jaar later.

Patrick Lagrou, auteur van heel wat jeugdboeken waaronder Milans Groote Oorlog die zich afspeelt in Stuivekenskerke, is zelf woonachtig in dit Diksmuids dorp.  Tussen de tekeningen die Joseph Raskin een eeuw terug maakte, vond hij een uitzicht die getekend was vanuit zijn eigen huidige werkkamer.  Het werd voor hem een uitdaging om van al deze 100 jaar oude tekeningen, de plaats te zoeken waar Joseph Raskin zich bevond toen hij de Duitse stellingen en plattegronden vastlegde op zijn tekenpapier.  Zo heeft iedere fronttekening in deze expositie een foto gekregen van het uitzicht van vandaag.  Voor schrijfster Brigitte Raskin, van wie Joseph Raskin haar nonkel was, moet dit een enorme opdracht geweest zijn voor Patrick Lagrou die een meerwaarde geeft voor de bezoeker van deze tentoonstelling.  Foto’s en tekeningen worden ook nog aangevuld met citaten van Joseph Raskin over zijn verkennerswerk aan het IJzerfront.  Deze expo wordt volledig gemaakt met een korte biografie van Joseph Raskin die tijdens de tweede wereldoorlog hetzelfde verkennerswerk deed aan de Belgische kust bij de Atlantikwall.  Door verraad werd hij daar echter opgepakt om uiteindelijk geëxecuteerd te worden door de Duitse bezetter.

“De Belgische soldaat”, de tijdelijke tentoonstelling op de vierde verdieping, is dan weer een verzameling van honderden voorwerpen die een overzicht geven, met levensechte voorstellingen, van de evolutie van de Belgische soldaat tijdens de eerste wereldoorlog.  De stukken komen niet alleen uit particuliere verzamelingen maar werden ook in bruikleen gegeven door ondermeer het legermuseum die zelf ook de Dodengang uitbaat.  Voor Christine Van Everbroeck, directeur van het Legzrmuseum, illustreert dit dat herdenken ook samenwerken is.  Het verhaal van de IJzertoren en de Dodengang is dan ook complementair.  Op vandaag is er ook reeds een gemeenschappelijke promotiefolder en ze stelt dat er nog meer mogelijkheden zijn tot samenwerking tussen de verschillende oorlogssites.
Op de opening van deze tentoonstellingen stelde Paul Breyne, voormalig West-Vlaams gouverneur en momenteel federaal coördinator van de WO I-herdenkingen, dat er tot op vandaag weinig gezegd is over de transformatie van het Belgisch leger.  Die leemte wordt nu opgevuld in de IJzertoren.  En in dat transformatieverhaal zitten enkele opmerkelijk episodes.  Zo was bij de aanvang van de oorlog het militair materieel van de Belgen vooral van Duitse makelij.  De Belgen hadden dan ook nood aan Duitse munitie om hun vijand te bestoken met … hun eigen munitie.  Die kregen ze van Fransen en Engelsen die ze haalden uit veroverde Duitse depots …Tenslotte kende dat Belgisch leger, vooraleer ze structureel uitgerust was in 1918, nog jaren met een gebrekkige uitrusting, kledij en bevoorrading.  Dat zou ook de voedingsbodem worden voor de kiem van de Vlaamse beweging aan het front.

De opening werd nog opgeluisterd door de groep Folgazan die ondermeer een ode bracht aan Mevrouw Tack, de soldatenmoeder.  Hun CD “De Groote Oorlog van de Kleine Belg” waaruit dit komt, is verkrijgbaar in de shop van het Museum aan de IJzer.

De tekeningen van Joseph Raskin zijn nog tot eind 2015 te zien in het Museum aan de IJzer, de expo “De Belgische soldaat” tot eind 2017. Meer info : www.museumaandeijzer.be (DLD)