We schrijven 12 mei 1917.  Graaf Paul de Goussencourt, die sergeant-piloot is bij het Militair Vliegwezen, voert met zijn waarnemer, luitenant Léon-Adelin De Cubber, een verkenningsvlucht uit voor de Belgische artillerie. Hierbij wordt hun toestel geraakt.  Dat vat vuur en stort neer in Kaaskerke.  Beide inzittenden sneuvelen.  Na de oorlog kochten de ouders van piloot Paul de Goussencourt het terrein waar hun zoon was neergestort om er een gedenkkapel op te richten.  Maar 100 jaar later is deze kapel, die in de volksmond de naam “Vliegenierskapel” kreeg, wegens herhaaldelijk vandalenwerk en diefstal in een bedenkelijke staat.  Er worden momenteel volgens de familie van de gesneuvelde piloot onderhandelingen gevoerd met het Diksmuids stadsbestuur om de kapel aan de Kapellestraat, tussen de IJzerdijk en Sint-Jacobskapelle, te restaureren en te beschermen tegen vandalen.

Paul de Goussencourt was van opleiding een burgerlijk ingenieur in de mijnbouw.  Maar hij was ook sterk geïnteresseerd in het toen opkomend vliegwezen.  Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog vervoegde hij dan ook het Militair Vliegwezen van het Belgisch leger. Hij kreeg daarbij ook een spoedcursus in Noord-Frankrijk.  Vervolgens voerde hij meerdere verkenningsmissies uit boven het front.  Maar 12 mei 1917 zou dus zijn laatste missie worden, zijn toestel, een Farman F41, werd geraakt en hij stortte neer achter de Belgische linie tussen de IJzer en Sint-Jacobskapelle, in de omgeving waar nu camping IJzerhoeve is gelegen.  Na de oorlog kochten de ouders van Paul de Goussencourt, die zelf begraven werd op een soldatenkerkhof, enkele hectaren grond in de omgeving waar het vliegtuig van hun enige zoon neerstortte. Ze bouwden er in de jaren twintig een herdenkingskapel.  Van Arnold Coppieters ter Zaele, wiens inmiddels overleden echtgenote een kleinnicht was van de onfortuinlijke piloot, vernemen we dat haar grootmoeder nog ieder jaar tot aan haar overlijden op bezoek kwam naar de kapel.  De herinnering aan Paul de Goussencourt werd levendig gehouden binnen de familie.   Een plaatselijke buur hield intussen op vraag van de familie ook een oogje in het zeil zodat de kapel, die afgelegen ligt, in goede staat bleef en onderhouden werd.
In de jaren tachtig verkocht de familie het grootste deel van de landbouwgrond maar de kapel met de toegangsweg vanaf de Kapellestraat behield ze.  In de verkoopakte van deze grond was wel de clausule opgenomen dat de koper van deze grond voortaan zou toezien op de kapel.  Maar dat is volgens Arnold Coppieters niet gebeurd.  Hierdoor kregen vandalen er steeds meer vrij spel.  Zo werden er ook glasramen, die nog dateerden uit de 19de eeuw, gestolen.  Reeds eerder werden er door de familie kleine herstellingen uitgevoerd en beschermingsmaatregelen zoals het plaatsen van traliewerk, genomen om er respectloze vandalen weg te houden.  Maar alle inspanningen ten spijt moet de familie vaststellen dat steeds opnieuw door vandalenstreken de vliegenierskapel aftakelt.  Ze betreurt daarbij ook de berichten als zou de familie niet meer omkijken naar de kapel waardoor ze komt te vervallen.  Maar voor Arnold Coppieters is niets minder waar.  Maar om deze kapel in ere te houden is voor hem meer nodig dan de inspanningen van de familie alleen.  Hij hoopt dan ook dat de overheid zal willen bijspringen. Alleen met een gezamenlijke inspanning is de toekomst van de vliegenierskapel verzekerd.

Bij de 100ste verjaardag van het sneuvelen van Paul de Goussencourt en zijn waarnemer de Cubber, wil de familie alvast de gedenkkapel opnieuw een opfrisbeurt geven.  Deze is inmiddels beschermd waardoor men kan rekenen op een subsidie tot 90 procent.  Maar daar houdt het uiteraard niet op, er moeten ook beschermingsmaatregelen komen met de eventuele installatie van een alarmsysteem met opvolging die vandalen moet afschrikken.  Hierover is er momenteel een overleg gaande met ondermeer het Diksmuids stadsbestuur.  Burgemeester Lies Laridon bevestigt ons inmiddels dat men tot een gesprek probeert te komen met de familie. Dit gebeurt momenteel in het kader van de belasting op verwaarlozing en verkrotting. Diksmuide hoopt immers deze belasting niet te moeten innen, ook Diksmuide heeft als doel dat de Vliegenierskapel opnieuw een mooi onderhouden kapel wordt.

Inmiddels loopt er in het Museum van de IJzer ook een tijdelijke expo rond de luchtvaart tijdens de eerste wereldoorlog onder de titel “Wanneer de dood uit de hemel kwam”.  In het kader daarvan is er op zaterdag 8 juli ook een demonstratie met ondermeer WO I-vliegtuigen en warmeluchtballonnen. (DLD)